Paragraaf 1 Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

 

De 80-jarige oorlog brak uit in 1568. Daar waren verschillende oorzaken voor:

1)      Religieuze oorzaak --> het volk begon te twijfelen aan het katholieke geloof. De Spaanse vorst was echter streng katholiek.

2)      Politieke oorzaak --> Filips ll (Broer van Karel V) wilde centraliseren
(= bevoegdheden en macht worden zoveel mogelijk naar een punt trekken). Maar de stadhouders wilden hun macht behouden.

3)      Economische oorzaak --> Ontevredenheid van de armen die honger hadden. De kerk bleef wel geld krijgen. Dat vonden ze oneerlijk.


De oorlog, wie tegen wie?


Uiteindelijk werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1648 met de Vrede van Münster erkend.


Bestuur van de Republiek


Paragraaf 2 Franse overheersing: Bataafse Republiek

In 1789 had in Frankrijk een revolutie plaatsgevonden --> ook aanhangers in Nederland.

 

Toen de Franse troepen in 1795 binnenvielen werd het dan ook niet door iedereen als negatief ervaren. Gevolgen:
--> Nederland voor het eerst eenheidsstaat (= voor het hele land gelden dezelfde wetten, regels en manier van handhaving. Het gebied wordt bestuurd door dezelfde regering).

--> Doorvoering scheiding tussen kerk en staat.

--> Code Civil (= wetboek) werd opgesteld.
(wetten zoals dat mensen een achternaam moesten aannemen en dat iedereen met dezelfde maten moest meten stonden in Code Civil)

 

Einde van de Franse overheersing was in 1813 omdat Napoleon verslagen werd.


Paragraaf 3 Koninkrijk der Nederlanden

1815: Nederland officieel een koninkrijk, onder koning Willem I --> uit een dynastie <-- vorstenhuis

Dat werkte een tijdje goed alleen Willem l en Willem ll voelden nauwelijks voor enige invloed van het volk. Zelfs de ministers hadden weinig te vertellen.

 

Op den duur ontstond er verzet tegen deze gang van zaken.
--> het volk wilde een constitutie (grondwet)

Koning gaf toe aan het volk in de angst dat er anders opstanden zouden kunnen ontstaan.

1848: Grondwet van Thorbecke --> daarin moesten de rechten en plichten van het volk EN VORST in komen te staan.

 

Gevolgen nieuwe grondwet

- Koning verloor veel van zijn macht aan de ministers.

- Ministeriële verantwoordelijkheid (= houdt in dat de ministers verantwoordelijk zijn voor wat de koning zegt en doet)

- Het begin van een parlement (volksvertegenwoordiging)

--> dus: wetsvoorstellen beoordelen, begrotingen bestuderen en goedkeuren enz.


1868: Er was een minister waarmee het parlement niet mee wilde samenwerken.
--> minister werd ontslagen en vanaf dat jaar mengt de koning zich niet meer in de zaken tussen de ministers en het parlement.
--> Nederland een constitutionele parlementaire monarchie.
(= Koninkrijk waar de hoogste macht niet bij de koning ligt maar bij het parlement. Daarnaast moeten het koninklijk huis en politici zich net als alle andere burgers aan de grondwet houden. Constitutie = grondwet. Monarchie = koninkrijk. )


Waarom was Nederland hier nog geen democratie?

- Het parlement werd gekozen door maar een kleine groep mensen. Dit kwam door het censuskiesrecht.
= Je mocht alleen stemmen als je een man was en een bepaald bedrag aan belasting betaalde.

 

- Er werd tot 1917 gewerkt met het districtenstelsel.
= Een verkiezingsstelsel waarbij het land wordt verdeeld in districten (regio's). In ieder district wordt apart gestemd. De partij die de meeste stemmen haalt in dat district, krijgt de zetels van die regio in de Tweede Kamer.

Bijvoorbeeld:

Partij District 1 District 2 District 3
Partij A 10 10 10
Partij B 11 11 12
Partij C 12 12 11

Conclusie

In district 1 en 2 heeft partij C de meeste stemmen gekregen en krijgt dus 2 zetels. In district 3 heeft partij B de meeste stemmen dus die krijgt 1 zetel.

Wat als er niet 1 winnaar uit komt?
De partij met het minst aantal stemmen wordt geëlimineerd. Er wordt een nieuwe stemronde georganiseerd om te uitslag te bepalen.


Paragraaf 4 Parlementaire democratie

Actief en passief? Indirecte of directe democratie?

Men was niet tevreden met het censuskiesrecht.
--> mannen en vrouwen hebben sinds 1919 actief en passief kiesrecht. 
  • actief kiesrecht = stemmen
  • passief kiesrecht = jezelf verkiesbaar stellen

 

1922: men ging voor het eerst naar de stembus.
--> Nederlandse (indirecte)democratie is een feit!

 

Nederland is een indirecte democratie (er worden mensen gekozen om te regeren) = parlement = volksvertegenwoordiging.

Een directe democratie zou inhouden dat iedere burger van 18 jaar of ouder zou meebeslissen over elk besluit.

 


Stelsel van evenredige vertegenwoordiging

Sinds 1917 geldt het stelsel van evenredige vertegenwoordiging (= het percentage stemmen dat een politieke partij krijgt tijdens de verkiezingen is gelijk aan het percentage zetels dat de partij in de volksvertegenwoordiging krijgt).

 

De uitslag wordt de kiesdeler genoemd.

 

Bijvoorbeeld:

Zie de figuur hierboven:

Op partij A zijn 27 000 stemmen uitgebracht --> 27 zetels
Op partij B zijn 18 000 stemmen uitgebracht --> 18 zetels

 

Reststemmen = bij verkiezingen komt de kiesdeler nooit op een mooi rond getal uit waarmee de zetels feilloos te verdelen zijn. Er blijven altijd stemmen over.

Restzetels = Door reststemmen blijven er ook restzetels over: zetels die niet zomaar toe te wijzen zijn aan een politieke partij. De toewijzing gebeurd d. m. v. een ingewikkelde berekening.


En ten slotte, de huidige Nederlandse regeringsvorm...