Welke ideeën over de samenleving zijn er in Nederland? En waarvoor staan de standpunten van de politieke partijen?


Paragraaf 1 Politieke stromingen: ideologieën

Ideologieën: groepen mensen met ongeveer dezelfde opvatting over hoe het land bestuurt moet worden. Mensen met dezelfde opvattingen komen vaak uit bepaalde groepen in de maatschappij.

Er zijn 3 stromingen die het meest voorkomen;

De liberale stroming

voorstanders van vrijheid

- Ideeën op economisch gebied:
Fabrieken en grondstoffen in de hand van de particulieren i.p.v. de staat --> een vrijemarkteconomie

- Ideeën op sociaal gebied:
Vrijheid van drukpers, vrijheid van godsdienst, vrijheid van demonstreren etc.

Een belangrijk begrip dat bij deze stroming hoort is verdraagzaamheid --> andersdenkenden dezelfde rechten gunnen die jij geniet.
--> als iedereen vrij is in gedachten ontstaan ook grote verschillen in opvattingen. Je kunt alleen samenleven als iedereen verdraagzaam is.

Partij die bij deze stroming hoort is de VVD

De socialistische stroming (sociaal-democraten)

streven naar gelijkheid tussen de mensen

- Ideeën tot het einde 19e eeuw:
  • Tegenstanders kapitalisme (--> fabrieken, grondstoffen, arbeiders in de handen van de rijke fabrikanten).
  • Karl Marx --> zijn idee was dat de hogere stand en de lagere stand  in een revolutie zouden verdwijnen.
- Ideeën eind 19e eeuw:
  • ze zagen de revolutie niet meer gebeuren
  • Als ze een meerderheid in de volksvertegenwoordiging zouden krijgen zullen ze kennis, arbeid, inkomen en macht herverdelen.

--> zij zijn dus voor staatsbemoeienis en voor de verzorgingsstaat.
= hulp v. d. staat in moeilijke tijden (bv een uitkering)

Partijen die bij deze stroming horen zijn de PvdA, de SP en de GroenLinks.

De confessionele stroming (christen-democraten)

willen samenleving gebaseerd op godsdienst

Het Christendom bestaat uit 2 hoofdstromingen: het katholicisme en het protestantisme.

Verschillen visie tussen vroeger en nu

Nu (ideeën van de SGP: streng christelijke partij) Vroeger
Vrouwen mogen niet in de volksvertegenwoordiging Eigen scholen
Vrouwen mogen niet werken Eigen krant
Eigen radiozender en televisieomroep

Paragraaf 2 Links en rechts

De termen zijn zo ontstaan omdat links van de voorzitter de niet-christelijke 'progressieven' zaten en rechts de behoudende 'conservatieve' christenen.


Politieke partijen indelen

Links Rechts
Willen veel overheidsinvloed Willen weinig overheidsinvloed
Gelijkheid/solidariteit Vrijheid/individualiteit
Nemen het op voor de zwakkere in de samenleving Nemen het op voor de beter bebeelden in de samenleving
Hoge belastingen --> om sociale zekerheid te garanderen Vinden dat belasting de vrijheid van keuze behinderen
Weinig geld naar het leger, meer geld naar ontwikkelingshulp Verdediging belangrijk dus veel geld naar het leger, ontwikkelingshulp minder belangrijk
De overheid moet de samenleving sturen De overheid oefent al teveel invloed uit --> zou zich meer moeten terugtrekken
Spreiding van kennis, inkomen en macht bevorderd door de overheid Ieder individu is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen toekomst

Paragraaf 3 Politieke partijen

Linkse partijen:

PvdA: gelijkheid
SP: verkleining van de inkomensverschillen (nog sterker dan de PvdA)
GroenLinks: naast gelijkheid bekommert het zich ook om het milieu
PvdD: belangen van de dieren
50Plus partij: komen op voor de ouderen
 
Partijen in het midden:
CDA: naastenliefde, rentmeesterschap (we moeten de aarde goed beheren)
D66: sociaal/liberaal, vindt onderwijs belangrijk
 
Rechtse partijen:
VVD: vrijheid
PVV: anti-islamisering
SGP: streng christelijke partij, vrouwen niet werken/niet in het parlement
Christen Unie: sociaal christelijke partij

Maak jouw eigen website met JouwWeb